Handleiding

Beste leerkracht, In deze handleiding staat voornamelijk wat de kinderen gaan leren van deze webquest. Er wordt onder andere besproken:

  • Wat is een webquest?
  • Waarom deze webquest?
  • Praktische informatie
  • Doelen waaraan gewerkt wordt
  • Beoordeling 

 

Wat is een webquest?

Een webquest is een onderzoek gerichte activiteit die met name online wordt uitgevoerd. Hierbij gaat het dan niet om het zoeken van informatie, maar om het gebruiken van de gevonden informatie. Door dit te doen, en verschillende werkvormen toe te passen, wordt samenwerken gestimuleerd. 

 

Waarom deze webquest?

Deze webquest is een leuke manier om meer te weten te komen over de veiligheid van de dieren in de dierentuin en hoe de dieren het beste leven. Doordat het zo een brede webquest is, kun je het in meerdere groepen aanbieden: groep 5, 6, 7 en 8. De enige verandering die je moet maken is de beoordeling. In de lageren groepen versoepel je de beoordeling een beetje en in de hogere groepen beoordeel je iets strenger.

De webquest laat ruimte voor de kinderen om zelf te onderzoeken wat een dier nodig heeft en of het wel goed is voor een dier in een dierentuin te leven.

 

Praktische informatie

Wat heeft u nodig:

  • Per kind/groepje kinderen een device waar de kinderen de webquest op kunnen openen;
  • Een digibord waar de kinderen hun presentatie op kunnen laten zien;
  • Voldoende knutselmateriaal voor het maken van een maquette.

Vooraf:

Het is handig om van tevoren na te denken over de tijdsindeling van de lesactiviteiten. In principe worden er drie lessen gegeven: een introductie, een tussenles en de eindopdracht. Tussendoor is zelfstandig werken vereist om alle opdrachten binnen de tijd af te krijgen. 

u zou ervoor kunnen kiezen om een extra lesdag in te voegen en met de kinderen een uitstapje te maken naar de dierentuin. Kiest u hiervoor, laat dan de kinderen hun gekozen dier observeren aan de hand van het observatieschema.

 

Introductieles:

Deze les staat vooral in het teken van vooronderzoek. U laat de kinderen een dier kiezen. Dit kan op een 'democratische' manier in de klas via een kort debat (dit zou voorbereid kunnen worden door de kinderen de dag ervoor hun eerste, tweede en derde keus te laten invullen op een blaadje. Laat de kinderen daarbij nadenken over waarom zij dat dier willen kiezen. 

Als ieder kind deze keuzes heeft gemaakt, dan is het tijd om de kinderen te helpen met het beginnen. Geef de kinderen een A4'tje, zet een timer en laat de kinderen één of twee minuten lang alle informatie, die ze al weten, opschrijven over het dier dat ze hebben gekozen. Hebben ze dit gedaan, dan kunnen ze hun volgeschreven bladen uitwisselen met de kinderen binnen hun groepje. Hebben ze dit gedaan, dan kunnen de kinderen starten met opdracht 1. Voor opdracht 1 hebben de kinderen onderstaand werkblad nodig.

Na opdracht 1 gaan de kinderen logischerwijs verder met opdracht 2 en 3. Hier begint het zelfstandig werken gedeelte. De kinderen krijgen een hele dag om hier (na hun normale werkjes) aan te werken. De kinderen moeten niet alleen de dieren onderzoeken, maar ook de veiligheid waarborgen binnen hun verblijf. Dit doen ze in opdracht 2. In opdracht 3 gaan de kinderen een ontwerp maken en tekenen. 

Tussenles:

Deze les staat in het teken van het knutselen van de maquette. De kinderen gaan aan de slag met de materialen die beschikbaar zijn binnen de school. De opdracht is zo vormgegeven dat de kinderen moeten letten op de verhoudingen binnen hun bouwwerk. Niet dat een steen half zo groot is als een boom. Als leerkracht zou u er een volledige les rekenen aan toe kunnen voegen. Een les met als onderwerp: op schaal bouwen. 

In deze les krijgen de kinderen de opdracht om al hun eigen verzamelde informatie over de dieren en hun omgeving, de veiligheid en hun getekende ontwerp te gebruiken bij het knutselen van een maquette. De maquette mag overal uit bestaan. Een werkelijk dierentuinverblijf of een stuk uit de leefomgeving van het dier. Zolang de kinderen maar hebben nagedacht over wat zij goed vinden voor het dier.

Afsluitende les:

In de laatste les die aan deze webquest besteed wordt, gaan de kinderen een betoog schrijven. In het kort moet uitgelegd worden wat argumenten zijn en hoe de kinderen dit kunnen vormgeven.

Het leuke aan deze opdracht is dat de kinderen het betoog moeten presenteren. Dit mogen ze in allerlei vormen doen; een muurkrant, een powerpoint, gewoon voorlezen of een toneelstuk.

 

Doelen waaraan wordt gewerkt

Binnen deze webquest wordt aan een aantal doelen gewerkt. De meeste doelen zijn kerndoelen uit TULE-SLO. Andere doelen zijn vanuit het levensbeschouwelijk aspect geformuleerd.

De gebruikte kerndoelen:

  • Kerndoel 4:
    • De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen.
  • Kerndoel 5:
    • De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.
  • Kerndoel 6:
    • De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.
  • Kerndoel 37:
    • De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
  • Kerndoel 40:
    • De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende
      planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
  • Kerndoel 49:
    • De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren.

De gebruikte levensbeschouwelijke doelen:

  • Verbeelden:
    • Je op een creatieve manier uitdrukken in woord, beeld of handeling.
      • Dit komt tot uiting in de 3e en de 4e opdracht waar de kinderen hun creativiteit kunnen uiten in de vorm van een ontwerp en een maquette.
    • Leerlingen beoefenen de levensbeschouwelijke vaardigheid verbeelden. De leerlingen krijgen 1 dier tot hun beschikking waarin zij zich helemaal kunnen inleven. Ze doen informatie op over het desbetreffende dier. Wat zou ik nodig hebben als ik dat dier was? Hoe zou ik gelukkig zijn in een dierentuin? Kan een dier wel gelukkig zijn in een dierentuin? De leerlingen denken na over deze vragen.
  • Redeneren:
    • Verwoorden, argumenteren, weging van argumenten.
      • Dit doel komt tot uiting in de eindopdracht waar de kinderen een betoog moeten schrijven over hun mening over dierentuinen. Bij de opdracht staat specifiek dat de argumenten die worden verzonnen centraal moeten staan in de presentatievorm.
    • Leerlingen beoefenen de levensbeschouwelijke vaardigheid redeneren. Zij krijgen informatie over het onderwerp en worden vervolgens de vraag gesteld of het leven van de dieren in de dierentuin goed is. Leerlingen laten zich in hun handelen leiden door gevoel voor en besef van waar en onwaar, goed en kwaad, echt en onecht, recht en onrecht. Zij brengen dit tot uiting in een betoog.

 

Beoordeling

Hieronder kunt u het beoordelingsformulier vinden.